In aansluiting op het vorenstaande voor de volledigheid hieronder r.o. 5.11. uit het arrest van het Hof Amsterdam (dat door de Rechtbank Gelderland is gevolgd).
Citaat:
5.11. Hetgeen is overwogen onder 5.10. rechtvaardigt evenwel nog niet de conclusie dat belastingheffing in box 3 overeenkomstig de wet bij belanghebbende een individuele en excessieve last vormt. Een dergelijk oordeel is namelijk niet alleen afhankelijk van de omvang van de heffing over het desbetreffende inkomensbestanddeel; de totale inkomens- en vermogenspositie van de desbetreffende belastingplichtige dient mede in de beschouwing te worden betrokken.
Overigens heeft de Hoge Raad gisteren arrest gewezen in een casus waarbij wel sprake was van een individuele en buitensporige last (ECLI:NL:HR:2018:511).
Citaat:
3.5.2. De rechter die vaststelt dat een belanghebbende in strijd met artikel 1 EP wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last, zal ter afwending van die last moeten waarborgen dat aan die belanghebbende rechtsherstel wordt geboden. Daartoe kan de rechter niet naar eigen inzicht afwijken van de regels van de artikelen 5.2 en 5.3 Wet IB 2001. Het middel is dus terecht voorgesteld.
3.5.3. In de bestreden uitspraak ligt besloten dat het Hof van oordeel was dat het zelf de zaak kon afdoen als bedoeld in artikel 8:72, lid 3, aanhef en onderdeel b, Awb. Het gaat hier niet om het kiezen van een vorm van rechtsherstel waarvoor een aan de wetgever voorbehouden keuze tussen alternatieven is vereist (vgl. HR 11 augustus 2006, 42484, ECLI:NL:HR:2006:AY6008, BNB 2006/322, r.o. 3.4 en HR 8 december 2017, 17/00196, ECLI:NL:HR:2017:3081, r.o. 2.3.8 ), maar louter om de omvang van het rechtsherstel waarmee de door het Hof ten aanzien van belanghebbende vastgestelde individuele en buitensporige last kan worden afgewend. In dit geval was er daarom voor het Hof in de gegeven staatsrechtelijke verhoudingen geen beletsel gelegen om aan de uit artikel 1 EP voortvloeiende verplichting tot het waarborgen van rechtsherstel te voldoen door gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheid om zelf de zaak af te doen. Tegen deze achtergrond zou er in dit geval ook geen beletsel voor het Hof zijn geweest om aan die verplichting te voldoen door de omvang van het rechtsherstel schattenderwijs te bepalen. Indien het Hof in de omstandigheden van dit geval een vergelijkbare uitkomst (€ 869) schattenderwijs zou hebben bereikt, zou zijn oordeel niet ontoereikend gemotiveerd of onbegrijpelijk zijn te achten. Aldus kan de gegrondbevinding van het middel niet tot cassatie leiden.
A penny saved is a penny earned.