Had je in het guldentijdperk Bargoense woorden als heitje, piek, daalder, knaak, joet, snip, geeltje, meier en rooitje, zijn de toenmalige bezitters ervan niet alleen een stuk armer geworden, maar zijn er ook geen nieuwe alternatieve aanduidingen voor terug gekomen.

Nu ik die woorden schrijf vraag ik mij ook af hoe ze ooit ontstaan zijn.
Van een paar kan ik het wel bedenken.

_________________
Geld is een goede dienaar, maar een slechte meester.

Het is inderdaad wel jammer dat we niet meer zulke namen hebben maar die van de gulden waren ook niet in een jaar bedacht.

Veel van die namen komen uit het Hebreeuws:
heitje:De populaire Bargoense naam van de munt was heitje (afkomstig van het Hebreeuwse he "vijfde letter van het alfabet")
meier: Het is een afleiding van het Hebreeuwse woord mei'oh dat honderd betekent.
Joetje: De benaming komt uit het Hebreeuws. In het Hebreeuwse alfabet is de letter jod de tiende letter.

daalder:De daalder is een historische munt, die voor het eerst rond 1500 werd geslagen in Joachimsthal in Bohemen. De naam was daaraan ontleend: Joachimstaler of kortweg taler. Een daalder was 30 stuivers waard en werd gebruikt tot 1816.
dubbeltje: De naam dubbeltje vond zijn oorsprong in het feit dat het geldstuk twee stuivers waard was (dubbele stuiver)
Knaak: de naam is van onbekende oorsprong. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök, Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend. Aanvankelijk werd deze benaming voor de rijksdaalder vermoedelijk in dieventaal gehanteerd en vervolgens ook daaruit overgenomen in de omgangstaal, voor een groot muntstuk. Afgeleid van 'knaak' is 'knaker', in de betekenis van portemonnee.

Piek: Op de guldenmunten werd vanaf het einde van de zeventiende eeuw de Hollandse maagd afgebeeld. Deze symbolische vrouw droeg een lans of piek, vandaar bijvoorbeeld ook het gebruikte woord 100 piek in de Nederlandse volksmond. De naam "pop" voor gulden heeft dezelfde oorsprong. 'Pop' was vroeger een synoniem voor 'vrouw'.

Geeltje: Een geeltje stond aanvankelijk voor een munt van goud met een variabele waarde. In de periode 1861-1909 was er een geelkleurig bankbiljet van 25 gulden dat in de volksmond ook 'geeltje' werd genoemd.
Rooie Rug: Ook de bijnaam 'rooie' of 'rooie rug' vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen deze biljetten een rode achterzijde hadden

bron: voornamelijk wikipedia

Met de letter die ik verder las dacht ik: wat weet ie dat goed.
Totdat ik onderaan je inzending kwam.
Maxima zou zeggen: wel een beetje dom om dat zelf niet op te zoeken.
Toch bedankt voor je toelichting.

_________________
Geld is een goede dienaar, maar een slechte meester.

Die kwamen destijds nog voor.......

_________________
Pecunia non olet!