Tóch valt er wel wat meer over te zeggen dan een gevoel, ingegeven vanuit de glazen bol
Sinds 1.1.2011 geldt een Europese richtlijn waarin in elk van de lidstaten een garantie van kracht is van € 100.000,- per bank(vergunning) en per depositohouder.
De aanbevelingen van de commissie de Wit om in EU-verband te bepleiten dit (voor Nederland) te verlagen naar € 50.000,- beoordeelt de minister als kansloos en de regering gaat zich dus daar NIET voor inzetten in Europa, aldus het verslag van het schriftelijk overleg met de vast commissie voor financiën van 1 juni j.l. (Zie ook Kamerstukken II 2011/12, 31 980, nr. 161, blz. 578.)
De nederlandse regering vindt (de afgesproken nu geldende) europese harmonisatie van € 100.000,- dus belangrijker dan neerwaartse bijstelling van het garantiebedrag naar € 50.000,-
In plaats daarvan richt Nederland de Stichting Depositogarantiefonds op, waarin banken in 15 jaar minimaal 1% van de (bij hen) ingelegde depositogelden als buffer bijeen moeten brengen voor een eventueel faillissement van één hunner.
Ze worden daarvoor op grond van vier criteria ingedeeld in vier risicocategoriën, die elk steeds extra gaan betalen bovenop de basisbijdrage van 0,75% (opslag cat I: 0%, cat II: 25%, cat III: 50%, cat IV: 100%)
Dat fonds moet in die periode een omvang krijgen van min. 4 miljard (naar huidige inlegmaatstaven) en dat is groot genoeg om er een faillissement ter omvang van een DSB-bank direct uit te financieren (DSB kostte 3,4 miljard; Icesave 220 miljoen aan garantiegelden)
bron: vaste commissie financiën